Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5658

Datum uitspraak2009-08-06
Datum gepubliceerd2009-08-20
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/875 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering om aan appellant (kadastermedewerker) toestemming te verlenen voor het verrichten van de door hem opgegeven nevenwerkzaamheden, bestaande uit het vervaardigen van appartementstekeningen. Ten onrechte is niet getoetst aan artikel 8:7, eerste en vierde lid, van het AKARN en de (kennelijk) daarop gebaseerde beleidsregel inzake nevenwerkzaamheden van 15 december 2000 (hierna: beleidsregel). De rechtbank heeft het besluit vernietigd en de rechtsgevolgen in stand gelaten omdat de rechtbank het aannemelijk acht dat met het vervaardigen van appartementstekeningen als nevenactiviteit schade aan het aanzien van het Kadaster, als bedoeld in artikel 8:7, eerste lid, van het AKARN mogelijk is nu deze tekeningen door het Kadaster moeten worden beoordeeld voordat zij in de openbare registers worden ingeschreven; daardoor kan de schijn van belangenverstrengeling worden gewekt. De Raad sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank en voegt daaraan toe dat alleen appellant in staat is aan te geven welke appartementstekeningen van zijn hand zijn, zodat alleen appellant kan zorgen dat een ander team die tekeningen beoordeelt. Het spreekt voor zich dat daarmee - anders dan het Kadaster nastreeft - geen hoge mate van objectiviteit wordt gewaarborgd.


Uitspraak

08/875 AW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2007, 06/3455 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en het bestuur van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers (hierna: bestuur) Datum uitspraak: 6 augustus 2009 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het bestuur heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2009. Appellant is, met kennisgeving, niet verschenen. Het bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.M.H. Stolwijk, advocaat in dienst van het Kadaster. II. OVERWEGINGEN 1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden. 1.1. Appellant is werkzaam als [naam functie] bij het Kadaster. Na invoering van een bepaling over nevenwerkzaamheden in de destijds geldende rechtspositieregeling is aan de medewerkers van het Kadaster verzocht hun nevenwerkzaamheden te melden. Appellant heeft in september 2000 gemeld dat hij samen met een collega sinds 1995 bij wijze van nevenactiviteit appartementstekeningen vervaardigt. Bij brief van 3 november 2000 is appellant meegedeeld dat in afwachting van een advies van de Juridische Advies Groep niet akkoord wordt gegaan met de door hem opgegeven werkzaamheden. De desbetreffende bepaling is nadien met inwerkingtreding van het Algemeen kadaster ambtenarenreglement nieuw (AKARN) ongewijzigd opgenomen in artikel 8:7 van het AKARN. 1.2. Bij besluit van 12 januari 2006 heeft het bestuur geen toestemming verleend aan appellant voor het verrichten van de door hem opgegeven werkzaamheden. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij het thans bestreden besluit van 18 juli 2006 ongegrond verklaard. 2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Aan de gegrondverklaring van het beroep en de vernietiging van het bestreden besluit ligt de motivering ten grondslag dat het bestuur het verzoek van appellant om als nevenactiviteit appartementstekeningen te mogen vervaardigen ten onrechte niet heeft getoetst aan artikel 8:7, eerste en vierde lid, van het AKARN en de (kennelijk) daarop gebaseerde beleidsregel inzake nevenwerkzaamheden van 15 december 2000 (hierna: beleidsregel). De rechtbank heeft de rechts-gevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten omdat de rechtbank het aannemelijk acht dat met het vervaardigen van appartementstekeningen als nevenactiviteit schade aan het aanzien van het Kadaster, als bedoeld in artikel 8:7, eerste lid, van het AKARN mogelijk is nu deze tekeningen door het Kadaster moeten worden beoordeeld voordat zij in de openbare registers worden ingeschreven; daardoor kan de schijn van belangenverstrengeling worden gewekt. De rechtbank achtte voorts het standpunt van het bestuur redelijk dat deze schijn ook niet wordt vermeden door aan een toestemming de voor-waarde te verbinden dat de door appellant gemaakte appartementstekeningen niet door hemzelf of een directe collega worden beoordeeld. De rechtbank heeft ten slotte overwogen dat de brief van 3 november 2000 niet anders kan worden gelezen dan dat geen toestemming wordt verleend voor het maken van appartementstekeningen totdat hierover een definitieve beslissing is genomen. Al om die reden behoefde aan appellant ook geen overgangstermijn te worden gegund voor het afbouwen van zijn werkzaam-heden. 3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd overweegt de Raad het volgende. 3.1. Ter beoordeling van de Raad staat de vraag of de rechtbank op goede gronden heeft besloten de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. De Raad kan zich volledig vinden in de overwegingen van de rechtbank en neemt die overwegingen over en voegt daar naar aanleiding van het in hoger beroep aangevoerde nog het volgende aan toe. 3.2. Naar aanleiding van de stelling van appellant dat voor de collega’s van de andere teams niet herkenbaar was door wie een appartementstekening was vervaardigd, omdat de notaris deze tekening zonder ondertekening van de tekenaar inbracht, heeft de gemachtigde van het bestuur ter zitting van de Raad bevestigd dat de herkomst van appartementstekeningen niet bekend is en overigens ook niet hoeft te zijn. Dit betekent dan wel dat alleen appellant in staat is aan te geven welke appartementstekeningen van zijn hand zijn, zodat alleen appellant kan zorgen dat een ander team die tekeningen beoordeelt. Het spreekt voor zich dat daarmee - anders dan het Kadaster nastreeft - geen hoge mate van objectiviteit wordt gewaarborgd. 4. De Raad komt tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak moet, voor zover aangevochten, worden bevestigd. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten. Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en M.C. Bruning als leden, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer, als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2009. (get.) J.G. Treffers. (get.) M.B. de Gooijer. HD